-
1 pile
n. hoop; veel; verzameling gebouwen bij elkaar; batterij; stapel; aambei--------v. opstapelen; ophopenpile1[ pajl]1 (hei)paal ⇒ staak, pijler4 hoog/groot gebouw(encomplex) ⇒ blok gebouwen♦voorbeelden:1 dons ⇒ wol, vacht————————pile21 zich ophopen/opstapelen ⇒ samentroepen/stromen♦voorbeelden:1 pile in • binnenstromen/drommenpile up • zich opstapelenthey piled into the car • ze persten zich in de autoII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 stapelen ⇒ opstapelen, beladen, vullen♦voorbeelden:pile the pressure on • de druk verhogenpile wood on(to) the fire • hout op het vuur gooienpile on/up something • iets opstapelenpile up a car • een auto in de vernieling rijden -
2 pile wood on(to) the fire
pile wood on(to) the fire -
3 make up
n. zich opmaken; zich verzoenen; opmaken; bijleggen, verzoenen; vergoeden; verzinnen; vormen, samenstellen; maken, bereiden; opmaken (bed); aanleggen (vuur); asfalteren; karakter, aard; opbouw--------v. construeren; constitueren; uitvinden, samenstellen; vergeven en vergeten; leveren wat ontbreekt; van cosmetica gebruik laten maken; compenseren voor iemand gemist heeft (zoals in: " Ik heb het examen gemist, kan ik het inhalen?")make up♦voorbeelden:¶ make up for • weer goed maken, vergoedenthis will make up into two pairs of trousers • hier kan men twee broeken uit makenmake up to someone • bij iemand in de gunst zien te komenmake up to someone for something • iemand iets vergoeden; iets goedmaken met/bij iemandhow can we ever make up to them for this? • hoe kunnen we hen dit ooit doen vergeten?II 〈 overgankelijk werkwoord〉3 volledig/voltallig maken ⇒ aanvullen4 vergoeden ⇒ goedmaken; teruggeven, terugbetalen8 maken ⇒ opstellen, klaarmaken 〈 medicijn〉, bereiden; maken tot (pakje); (kleren) maken (van), naaien♦voorbeelden:make up a four at a game of scrabble • de vierde man zijn in een spelletje scrabble®make up a loss • een verlies goedmakenmake up the money you owe him • geef hem het geld terug dat je hem schuldig bent7 forty men and thirty-seven women made up the whole tribe • veertig mannen en zevenendertig vrouwen vormden de hele stamthe group was made up of four musicians • de groep bestond uit vier muzikantenmother made us up a sandwich lunch • moeder maakte voor ons een lunchpakket klaarmake up a shirt • een overhemd maken/naaienhe made his old books up into two small parcels • hij maakte van zijn oude boeken twee kleine pakjes
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский